Even geen aandacht voor Delage,
Delahaye, Talbot Lago, Bugatti en de andere fameuze Franse automerken, maar voor de grote personenauto's van
"gewone" merken als Renault, Panhard, Peugeot, Citroën en Berliet. Ze
kwamen na de Tweede Wereldoorlog terug met kleinere wagens, behalve
Berliet, dat zich tot vrachtwagenconstructie beperkte.
Renault had in 1939 zijn "Suprastella" met een achtcylindermotor met een inhoud van 5448cc, een open versie werd tot staatskaros bevorderd.
Renault had in 1939 zijn "Suprastella" met een achtcylindermotor met een inhoud van 5448cc, een open versie werd tot staatskaros bevorderd.
Peugeots 402 kreeg in 1938 een wat grotere viercylindermotor (2142cc), maar viel toch in een andere klasse dan de "Suprastella".
Citroën,
dat oorspronkelijk een achtcylinder "conduite interieure" gepland had,
verscheen in maart 1939 met een gelijknamige zescylinder met een inhoud
van 2867cc, er werden 213 afgeleverd.
De
"Dauphine" van Berliet had een viercylindertweelitermotor en weliswaar
een eigen grille en neus, maar de rest van de carrosserie kwam van
Peugeot.