Mijn voedselheer - ik eet geen brood, dus ik kan het bezwaarlijk over mijn broodheer hebben, trouwens zelfs het feminisme blijkt niet in staat geweest te zijn het woord broodvrouw aan de woordenschat toe te voegen - leest "De Gids". Er staat in de jongst verschenen editie een vraaggesprek in met Willem Jan Otten vergezeld van een foto. Die foto trok mijn aandacht omdat er een hond gezamenlijk met de schrijver wordt afgebeeld. Ik wil dan altijd weten wat is dat voor een soort hond en hoe heet hij/zij? Maar niks daarvan, wij zijn zoals meestal franje. Ik haat dat. Het vraaggesprek met Otten gaat over het hiernamaals. Dat begrip heb ik altijd merkwaardig gevonden, ik heb het met mijn soortgenoten er nooit over en ik hoor mensen behalve over hun leven na hun dood nooit over ons leven na onze dood. Honden en andere dieren, van duizendpoot tot olifant gaan klaarblijkelijk dood zonder dat er iets leuks, zoals een hemel, opvolgt. Ik vind dat nogal egoïstisch van het mensdom om voor zichzelf een hiernamaals te creëren en ons te vergeten. Niet dat ik in een hiernamaals geloof, maar toch. Mensen hebben trouwens een merkwaardige opvatting over ons, zo hoorde ik recent van Annie, een Jack Russell uit de buurt van Birmingham, dat je in Engeland als hond geen enkel restaurant binnenkomt, vreemd, vooral omdat die Engelsen zich zo op hun hondenliefde laten voorstaan. Nu is me die vorm van discriminatie ook hier niet onbekend, ik kom bijvoorbeeld een Turks restaurant op de Leeuwarder Tweebaksmarkt niet in, maar ik ken gelegenheden waarvoor elke dreinende peuter ogenblikkelijk een kinderstoel wordt aangesleept, volgescheten luier om het gat of niet. Niet alleen ik ruik dat, de aanwezige vorkjeprikkers moeten dat toch ook gewaar worden. Ik gedraag me intussen behoorlijk, zit rustig onder tafel, ren niet gillend rond, maar word desondanks gediscrimineerd. Er valt voor het mensdom nog heel veel te leren. Het wordt tijd voor een echte dierenpartij.
Una Barquhar