In Scat 2 liet ik het orkest van Duke Ellington horen in "The Blues I love to sing" en in "Hot and Bothered" met respectievelijk Adelaide Hall en Baby Scott als scatvocalisten. "Hot and Bothered" behoort al jaren tot één van mijn favoriete nummers door het schitternde chasechorus van Scott met trompettist Bubber Miley. Waarschijnlijk komt dat omdat ik graag, al doe ik het weinig meer, met mijn stem een trompet mag imiteren. In de volgende opname wordt de Ellingtonband aangevuld met drie leden van de Washboard Serenaders: Harold Randolph, kazoo en scat; Teddy Bunn, gitaar en Bruce Johnson, washboard. Het totale gezelschap noemt zich Six Jolly Jesters, maar in werkelijkheid stonden ze op 29 october 1929 met zijn elven in de studio om "Goin' Nuts" op te nemen.
Het orkest van Ellington gebruikte op de grammofoonplaat vaker een andere naam, dit zijn bijvoorbeeld The Harlem Footwarmers met "Ring dem Bells", trompettist Cootie Williams scat, de ander solisten zijn onder meer: Harry Carney, baritonsax; Barney Bigard, clarinet; Duke Ellington, piano en Freddie Jenkins, trompet.
Ik zou de Washboard Serenaders (foto) te kort doen om ze niet even op hun eigen merites te laten beoordelen, dit keer als uitgebreider gezelschap, met Clarence Profit aan de piano in "Black Eyes" (" Otchi Tschornia") en "St. Louis Blues".