14.3.13

Discriminatie 5

Wij cairnterriers zijn direct, wij draaien er niet omheen. Wanneer ik een kat zie dan blaf ik. Zij weet dan meteen waar zij aan toe is, geen achterbakse streken van mijn kant, over haar gedrag tegenover mij ben ik niet zo zeker. Ik kom voor mijn mening uit en dus vind ik wat in een dik boek, dat het mensdom de bijbel noemt, geschreven staat historisch behoorlijk onverantwoord. Het draagt bovendien bij aan de arrogantie van het mensdom dat zichzelf als kroon op de schepping ziet. Op de zesde dag zou god eerst de landdieren geschapen hebben, het vee, de kruipende dieren en de wilde dieren. Nu behoor ik niet tot het vee, ik kruip niet en ben allebehalve wild. Maar goed, ik vergeet ook wel eens wat. Vervolgens schiep god het mensdom om over vissen, vogels en alle dieren die op aarde rondkruipen te heersen. Als ik die zin goed begrijp was dat wat scheppen betreft gods laatste daad. Nou mooi niet, want wij - ik bedoel, wij cairnterriers, dateren pas van 1600 - en dat is, zeg nou zelf, een flink aantal eeuwen later. Ik heb dus als je het allemaal goed nagaat, veel meer recht om over vissen, vogels en andere dieren te heersen dan het mensdom. Niet, dat ik daar behoefte aan heb, want ik ga een brasem niet vertellen hoe hij van het ene slootje naar het andere slootje moet zwemmen, laat staan dat ik dat een paling duidelijk wil maken. Het mensdom wil dat klaarblijkelijk wel, daarom zie ik waarschijnlijk soms mannen met dunne stokken langs de kant van het water staan: zij wijzen de vissen de weg.
Una Barquhar