Na de dood van Ettore Bugatti in 1947 is, ondanks het hysterisch gehijg
van het autojournaille over de onder directie van Volkswagen verschenen
modellen, natuurlijk geen echte Bugatti meer geproduceerd, ik bedoel:
als het Indiase Tataconcern de merknaam Bugatti had gekocht, dan hadden
we nu een Bugatti Nano kunnen hebben.
Er
zijn Bugatti's met een fabriekscarrosserie, maar ook met een koets van
een befaamde Franse carrosseriebouwer. En ook Zwitserse, Duitse, Nederlandse en Britse
ontwerpers hebben op een Bugattichassis het nodige fraais laten zien.
Hier onder een drietal Britse carrosseriën.
Een Type 41, "Royale" met een vierdeurslimousinecarrosserie gebouwd door Park Ward in Londen. Oosrpronkelijk dacht Bugatti vijfentwintig "Royales" te bouwen, uiteindelijk werden het er maar zes. Nummer 1, het prototype kreeg eerst de carrosserie van een Packard uit 1925, later kwam er een coupé-, daarna een coach- en vervolgens Weymannkoets op, na een aanrijding werd deze vervangen door een "Napoleon"coupé de ville-body en was Ettores persoonlijk vervoermiddel. Nummer 2 werd als tweezitscabriolet verkocht aan Armand Esders, zonder koplampen overigens, omdat Esders 's nachts toch niet reed. Eind jaren dertig kreeg de wagen een coupé de ville-koets van Binder uit Parijs. Nummer 3 werd verkocht aan Dr. J. Fuchs en ontving een cabrioletcarrosserie van Weinberg in München. Nummer 4 ging naar Engeland en werd voorzien van een Park Ward-carrosserie, de koper was kapitein C.W. Foster. Nummer 5 bleef, net als nummer 1, in de familie, met een tweedeurssedanbody van Kellner. Nummer 6 werd eveneens niet verkocht en had een door Bugatti ontworpen coupékoets, die "berline-de-voyage" werd genoemd.De voor de "Royale" ontworpen motor (achtcylinder met een inhoud van vijftien liter) werd later gebruikt in Bugatti-autorails (met enige overdrijving: voorlopers van de TGV), die in 1933 in dienst kwamen op de lijn Parijs- Deauville.Een type 57SC met een carrosserie van Corsica.
Een Type 41, "Royale" met een vierdeurslimousinecarrosserie gebouwd door Park Ward in Londen. Oosrpronkelijk dacht Bugatti vijfentwintig "Royales" te bouwen, uiteindelijk werden het er maar zes. Nummer 1, het prototype kreeg eerst de carrosserie van een Packard uit 1925, later kwam er een coupé-, daarna een coach- en vervolgens Weymannkoets op, na een aanrijding werd deze vervangen door een "Napoleon"coupé de ville-body en was Ettores persoonlijk vervoermiddel. Nummer 2 werd als tweezitscabriolet verkocht aan Armand Esders, zonder koplampen overigens, omdat Esders 's nachts toch niet reed. Eind jaren dertig kreeg de wagen een coupé de ville-koets van Binder uit Parijs. Nummer 3 werd verkocht aan Dr. J. Fuchs en ontving een cabrioletcarrosserie van Weinberg in München. Nummer 4 ging naar Engeland en werd voorzien van een Park Ward-carrosserie, de koper was kapitein C.W. Foster. Nummer 5 bleef, net als nummer 1, in de familie, met een tweedeurssedanbody van Kellner. Nummer 6 werd eveneens niet verkocht en had een door Bugatti ontworpen coupékoets, die "berline-de-voyage" werd genoemd.De voor de "Royale" ontworpen motor (achtcylinder met een inhoud van vijftien liter) werd later gebruikt in Bugatti-autorails (met enige overdrijving: voorlopers van de TGV), die in 1933 in dienst kwamen op de lijn Parijs- Deauville.Een type 57SC met een carrosserie van Corsica.
Royale met Park Ward carrosserie
hieronder 57SC met een carrosserie van Corsica