Mijn vader kwam zelden in de keuken en zeker niet om te koken. Ik kwam er bij tijd en wijle graag, ook omdat er toen ik klein was vreemde machientjes te zien waren: een apparaat met twee gaten als bij een neus, voor snijbonen en een zeef met een slinger waaraan je kon draaien, met een rol er in om te pureren Ik heb die dingen niet en mis ze soms wanneer ik kook. Gister had ik ze trouwens voor een pasta met saus niet nodig. Die saus maak ik het liefst zelf en nu ga ik van dit blog geen kookrubriek maken, maar goed hier is het recept voor twee personen.
Om ze te ontvellen zet u 25 heel kleine trostomaatjes op. Snij drie ongeveer een halve centimeter dikke plakken rundersalami in kubusjes van een halve centimeter, een flinke handvol cantharellen wordt in stukjes gescheurd. Bij de kaaswinkel hebt een ons niet te oude peccarino laten malen. Doe een flinke scheut olijfolie in een pan, laat de olie langzaam heet worden, voeg de ontvelde en fijngeprakte tomaatjes toe, voeg daarna de peccarino toe, het is zaak goed te blijven roeren om kaasslierten te voorkomen, een flinke scheut witte Italiaanse wijn (bv. “Nina” uit Puglia, “Falanghina”) in de pan en daarna salami en cantharellen toevoegen. Blijven roeren, eventueel nog wat wijn en een scheutje melk. In een andere pan zet u intussen de pasta op, “Pasta di semola di grano duro” doet het bij deze saus erg goed. De rest van de wijn komt bij de maaltijd wel op.