Ik was twee keer in Litouwen. Beide keren voor
een volksmuziekfestival. Eind mei was er “Skamba, Skamba Kankliai”, waar klanken uit de Baltische staten hoogtij
vierden. Ik ging per auto en verdeelde route in drie stukken: de eerste dag tot
over de Poolse grens, de tweede dag door Polen en de derde dag tot Vilnius. De
tweede dag zou me heugen, ik eindigde in een hotel in de buurt van Suwalki, van
slapen kwam weinig omdat er ’s avonds en een groot deel van de nacht in het
hotel een lawaaïg feestje werd gevierd. De volgende ochtend ontdekte ik dat mijn
auto uitgebreid als pispaal was gebruikt. Na
enig aandringen werd een mannetje met een emmer met water naar buiten gestuurd
om de auto “schoon” te maken. Ik nam me meteen voor op zoek te gaan naar een
alternatief voor de terugreis, dat
vond ik: ik kon met een schip onder Kazakhstaanse vlag in anderhalve dag van
Klaipéda naar Kiel. Natuurlijk heb ik dat gedaan.
Voor het tweede festival vloog ik met de
Litouwse luchtvaartmaatschappij LAL in een machine, die ook voor heel andere
doeleinden kon worden gebruikt – de wc kon van een geschutskoepel worden
voorzien – naar Vilnius. De muziek op het festival was destijds authentiek,
gister op zoek op YouTube bleek
daar weinig van over, veel is nu overgoten met een Duits sausje, van het
soort pseudofolklore waarop de Duitse televisie ons op zondagmorgen regelmatig vergast.
Een en ander zal in Litouwen te maken hebben met het vermaken van de Duitse toerist, wiens
overgrootouders ooit in Memel e.o. woonden. (de foto's zijn gemaakt op het tweede festival)