Helemaal precies weet ik het niet meer, maar het moet zeker veertig jaar geleden zijn dat ik een uitzending maakte over Joodse muziek. Ik gebruikte daarvoor achtenzeventigtoerenplaten uit de nalatenschap van mijn vader. Niet lang daarna interviewde ik tijdens een jazzfestival Red Rodney (echte achternaam Chudnick) de trompettist die furore had gemaakt met Charlie Parker, dat gesprek werd niet in het Engels maar in het Jiddisch uigezonden. Ik vroeg hem wat de eerste muziek was die hij gespeeld had, als antwoord kwam dat ik van die muziek die op chassenes en barmitzwes gespeeld werd geen weet kon hebben, maar daar vergiste Rodney zich in. Die muziek is nu bekend als klezmermuziek (en spreek dat alstublieft niet uit als kletsmermuziek). Sindsdien heb ik niet alleen mijn boekenvoorraad aardig aangevuld (in een Duitse stad vraag ik in een lokale boekhandel altijd naar of er boeken zijn over restanten van het Jiddisch in de plaatselijke taal en dat heeft inmiddels een leuke collectie opgeleverd), maar ook mijn verzameling grammofoonplaten en CD's. Dat Jiddisch woorden ontleend aan de taal van de omgeving wist u al en het is dan ook niet verbazend dat de Barton Brothers op hun Apollo-elpee een nummer hebben dat "Cockeyed Jenny" heet. Het mengsel tussen Jiddisch en Engels kreeg een eigen naam Yinglish, Leo Rosten schreef er zelfs een boek over: "The Joys of Yinglish".