Even na Koblenz besloot Adelbert de grammofoonplaat met "Warum ist es an Rhein so schön?" overboord te gooien, je wist het immers maar nooit, misschien bestond er wel een hevige animositeit tussen Moezelaren en Rijnlingen, net als thuis tussen Schieringers en Vetkopers en liep hij groot gevaar wanneer een Moezelaar een Rijnlied hoorde. Hij kon zich wel voor zijn kop slaan, natuurlijk had hij in Koblenz een grammofoonplaat met een loflied op de Moezel moeten aan schaffen maar daar had hij niet aangedacht, want hij had het te druk gehad met de aanschaf van hout voor de buitenboordmotor, die trouwens regelmatig haperde, omdat het hout van inferieure kwaliteit was. In Winningen vond Adelbert gelukkig een kleine platenzaak, die een grote voorraad Moezelliederen te koop aanbood, hij koos "Wir sind Kinder von der Mosel". Wanneer dat lied over het water van de Moezel zou schallen, moest dat tot verbroedering leiden en kon er wellicht in een volgende aanlegplaats zelfs Bruderschaft gedronken worden, waarbij Adelbert totaal vergat dat langs de Moezel niet bier maar wijn de favoriete drank was. Voordat hij de plaat op de draaitafel legde, had hij geprobeerd Karl Marx te bellen, die woonde immers in zijn voorlopig einddoel Trier, om een afspraak te maken en naar een persoonlijke uitleg van "Das Kapital" te vragen, daar had hij, vond hij, als Fries industrieel, recht op.