18.4.12

De tweeling 2

Het geschreeuw was alleen maar erger geworden. Oorspronkelijk  liep alleen maar een paar kwajongens achter de tweeling aan en dat deed het dan alleen nog maar tot de hoek van de straat, maar inmiddels was het een hele schaar die bijna tot de voordeur Fokje en Foekje volgde. Tacoma weet dat aan het langzamerhand ontbreken van enig gezag, ook het zijne was er klaarblijkelijk fors bij ingeschoten.  Soms bleven ze nog minutenlang voor het huis rondhangen. In het begin had hij nog wel eens op het raam getikt en was naar buiten gegaan, maar dat deed hij niet meer, nadat er plotseling stenen in zijn richting vlogen. Het leek waarachtig wel of de boosdoeners iedere avond op de bus wachten die zijn kinderen van een beschermde werkplaats in de stad thuisbracht. Tot zijn verbazing leek het de tweeling niet te deren, ze schenen  de belangstelling wel leuk te vinden, behalve als grote jongens handtastelijk werden en dat gebeurde steeds vaker, want dan kwamen Fokje maar vooral Foekje overstuur binnen. Hij had een afspraak gemaakt op het politieburo in de stad, maar had na twee minuten al begrepen dat het een zinloze exercitie was, want de dienstdoende agent had hem duidelijk gemaakt dat er onvoldoende menskracht (om dat nieuwerwetse woord had hij moeten glimlachen) was om zijn tweeling op zijn gang door het dorp te begeleiden. Hij had nog iets willen zeggen over Wilders, die de meest verschrikkelijke dingen bleef roepen en nu al jarenlang bescherming genoot, maar had die woorden maar ingeslikt omdat zo'n discussie zinloos was.