20.5.13

Klezmer en zo

Klezmermuziek moet ik voor de eerste keer voor de oorlog gehoord hebben op de 78-toerenplaten van mijn vader, in 1978 maakte ik met diezelfde platen een radioprogramma en nog steeds heb ik een zwak voor de klanken, al is de muziek door sommige vaderlandse orkestjes versimpeld tot een vervelend soort dixielandmuziek, met "Di mame is gegangen" als obligate hit in plaats van "When the saints". Klezmer- is net als dixielandmuziek revivalmuziek, het is als het ware een herhaling van wat jaren geleden werd uitgedacht en gespeeld, alleen stonden in plaats van King Oliver en Bix Beiderbecke - ik noem maar een paar namen - Abe Schwartz (foto) en Naftule Brandwein in de opnamestudio. Niemand heeft gelukkig de behoefte de luisteraar dixielandmuziek uit te leggen, helaas is dat met klezmermuziek volslagen anders, elk onbenullig klezmerrevivalorkest schijnt het noodzakelijk te vinden om uit te leggen wat klezmermuziek is en dat leidt tot immense lulkoekerij of beter tot matze met ham: treife ongein, die maar geen einde neemt. Net zoals jazz heeft ook klezmermuziek zich verder ontwikkeld, dat is de meeste vaderlandse bandjes - bijna altijd met een jiddisje naam, al kunnen ze perenkugel niet van boterkoek onderscheiden - volledig ontgaan. Je mag toch verwachten dat ze in ieder geval Frank London volgen, maar nee, bij elk concertaankondiging keutelen ze over shtetls in Oosteuropa van anderhalve eeuw geleden. Er komt een enorme hoeveel muziek uit joods Amerika, om te beginen is hier het Yeshiva Boys Choir,  een koor dat voor de bas- en drumgeluiden een vocaal virtuoos heeft ingehuurd met "Amein", gevolgd door het Mezamrim Choir - een kwartet - met "Lashem Haaretz Umloah" (De wereld behoort God). Arik Einstein - al jaren een Israelisch popidool - laat zien en horen dat veel van de joodse muziek (dus ook de klezmermuziek) behoort tot een leencultuur, je zou zweren dat zijn nummer in Griekenland werd opgenomen.