9.5.13

Bulle

De doodlopende straat splitste zich aan het eind in twee delen, daartussen lag een klein stukje land dat de gemeente had vergeten te beplanten. Rozenstruiken waren aardig geweest, maar nu lag het braak. Soms speelde ik met een buuurjongen, want vriendjes had ik niet, het onzinnige en oneindige spelletje landjekap. Daartoe tekende je met een zakmes een vierkant af in de aarde en verdeelde dat in twee helften. Door om beurten met hetzelfde mes  het land van je tegenstander te werpen kon je jouw gebied vergroten. De jongens in de straat hadden anders dan de in de achter ons gelegen buurt geen bijnamen, ze hadden in die buurt in plaats van wc's tonnetjes, maar ik weet niet of het een iets met het andere te maken had. Die bijnamen waren soms ontleend aan een achternaam, zoals Dolle van Dolstra, maar meestal sloegen ze nergens op, want wat betekenden Koekel, Nokkie en Bulle? Alhoewel de laatstgenoemde bijnaam misschien ontleend was aan het beroep van Bulles vader, want die was slager. Met Bulle was ik op de fiets op de terugweg uit een dichtbij gelegen dorp toen vlak voor ons een hond werd aangereden. De chauffeur reed door. Van het achterlijf van de hond was weinig meer over. We gooiden onze fietsen neer en Bulle probeerde de hond over zijn kop te aaien. De hond grauwde en kroop naar de slootkant en liet zich in het water glijden. Nog altijd denk ik dat ik getuige was van vrijwillige levensbeĆ«indiging. Het beeld heb ik nooit vergeten.