18.4.07

Drachten

Waarom we uitgerekend in Drachten terecht kwamen, ik heb geen idee. Ik kan me ook niet herinneren hoe. Het was 1941 en we verhuisden uit Vierhouten, waar mijn vader, als voormalig landelijk penningmeester van de AJC, de terreinen van de “Stichting Zon en Vrijheid” had moeten overdragen aan de bezetter. Mijn moeder kon zich daar in haar nadagen nog steeds ongelooflijk kwaad over maken: waarom zijn medebestuurders haar Joodse man met dit akkefietje hadden opgedragen.
We gingen wonen in een huis aan de vaart, aan het Moleneind. Het was een deel van een huis, want aan de linkerkant waren de kantoorruimtes van een lokale industrie, waar vloerbedekking of iets dergelijks werd vervaardigd. De fabriek stond verderop aan dezelfde vaart. de eigenaar van het bedrijf woonde in Apeldoorn, maar zo nu en dan kwam hij over en bleef dan ergens in het huis logeren. Na de oorlog zou hij mijn ouders een proces aandoen, omdat ze niet goed voor de centraleverwarmingsketel zouden hebben gezorgd, die de hele oorlog niet gebrand had. Tijdens dat proces werd mijn vader, die het geloof al lang achter zich had gelaten, gevraagd of hij bij de eed zijn keppeltje niet op moest zetten. Mijn moeder zal weer kwaad geworden zijn (“Waar bemoeit zo’n vent zich mee?”), mijn vader zal, hoewel gekwetst, geduldig de rechter hebben uitgelegd, dat een bedekt hoofd alleen van een gelovige Jood werd geëist.
Maar goed we verhuisden naar Drachten. Ik heb geen plezierige herinneringen aan dat dorp en heb ook niet goed begrepen waarom mijn moeder uitgerekend in Drachten haar laatste dagen zou slijten.
Ik ging er voor het eerst naar school, ergens op de Noordkade was een steeg, die leidde naar de bewaarschool. Thuis was me ingeprent dat ik niet moest opvallen. Dat is voor een vijfjarig, maar uit de kluiten gewassen kind een lastige opgave. Ik vertaalde niet opvallen in een soort bescheidenheid: om de hoek van de deur van het klaslokaal ston een grote kist met speelgoed, ik wachtte tot iedereen een stuk speelgoed genomen had en eindigde steevast met een autootje zonder wieltjes. Ik heb nu zo’n 2000 modelautootjes met wieltjes.
Later ging ik, veel verder op diezelfde Noordkade naar de lagere school. Ik kwam in de klas van Juf Schippers, een magere, grijze vrouw met het haar in een knotje achterop haar hoofd en wat pluizigs aan haar kin, waardoor ze Juf Sikje werd genoemd. Ik vond het geen aardige vrouw en liet dat merken door het trekken van wat ik maar “gekke bekken” zal noemen, die bij de andere leerlingen buitengewoon in de smaak vielen.Zij nam wraak door mijn naam, Wim, niet meer te gebruiken, maar mij steevast met “Clown” aan te spreken. Toen ik tijdens een gymnastiekles weer eens in de hoek stond en heel nodig naar de wc moest en daartoe mijn hand opstak, snauwde ze: “Jou, zie ik niet Clown!” Ik deed het in mijn broek en was daarna voor de rest van de klas de “broekjeskieter”. Zij heeft me daarna met mijn bevuilde broek naar huis laten lopen. Mijn moeder is bij haar verhaal gaan halen, maar het leed was al geschied. Ik bleef de “broekjeskieter’.
Vriendjes had ik niet. Ik weet nog dat ik een keer door een klasgenootje uitgenodigd werd om na schooltijd bij hem thuis te komen spelen en dat zijn moeder, toen het tijd was om naar huis te gaan, me vertelde dat ik niet terug hoefde te komen. Ik had niets stuk gemaakt, was beleefd geweest, kortom mijn ouders hadden weer eens het een en ander uit te leggen en zullen dat ongetwijfeld gedaan hebben. Er werd ook wel eens gescholden, maar dat gebeurde niet door de kinderen van mijn school. “Joad”, was het dan.
Bij de ingang van parken verschenen bordjes dat Joden er niet mochten komen. Inmiddels kon ik lezen en mijn vader vertellen, dat ik er wel in mocht, maar hij niet.
Aan het eind van de Stationsweg, richting De Folgeren, was aan de rechterkant het station, vandaar vertrokken de merkwaardige, vierkante kasten, die in niets leken op de locomotieven in de boejes, die ik had, met een rij wagens voorzien van open balkons. Ik probeer me voor de geest te halen hoe je er in zat. Waren de banken dwars of in de lengterichting geplaatst. Ik kan het opzoeken, maar dat wil ik niet.
(De verhalen over Drachten verschenen eerder op mijn oude weblog, maar omdat het archief daarvan niet meer te raadplegen is, vesrchijnen ze opnieuw in iets gewijzige vorm)