
De dochter van de Turksma’s van de Stationweg heette Doortje. Ik weet dat omdat nog jarenlang een foto van haar in een lijstje in een van mijn ouders boekenkasten heeft gestaan en ik heel wat keren dat lijstje heb afgestoft.
In de zijstraat van de Zuiderbuurt woonden David en Simon, aan de eerste heb ik slechts een vage herinnering, van de tweede heb ik een foto, waarop hij, met een ster op zijn visgraatjas, aan de ene hand mijn zusje, aan de andere mij, ergens door het centrum van Drachten loopt. Simon zou een modelvliegtuig voor me bouwen, maar voordat hij daaraan toekwam, is hij vertrokken. Ik probeer me het woord, dat daarvoor thuis gebruikt werd voor dat vertrekken, te herinneren. Was het afvoeren of wegvoeren? Ik denk het laatste. Zo’n woord krijgt nooit meer een onschuldige betekenis.Ik stond in de hoek van de keuken, toen mijn vader het bericht kreeg, dat zijn ouders waren weggevoerd. Over dat verdriet heb ik later een gesprek gevoerd met een advocate, die het vergeleek met het verdriet, dat kinderen hebben als hun ouders bij een verkeersongeluk zijn omgekomen. Ik heb toen een uitermate slappe poging ondernomen om uit te leggen dat ze er niets van begreep. Mijn vader, een gevoelige man, die zijn emoties anders dan mijn moeder onder controle had, was radeloos en machteloos en toonde dat.
Op 28 juni 1943 werd ik zeven, toen ik in de middagpauze thuiskwam zat het huis vol mensen.
Volwassen mensen. ik dacht dat ze voor mij gekomen waren, maar werd snel door mijn moeder van de werkelijke reden van de bijeenkomst op de hoogte gebracht: “Pappa is zijn ster kwijt”. Mijn reactie heb ik heel wat keren teruggehoord: “O, dan is pappa dus ook een gewoon mens”.